Gotiek in Frankrijk
bouwkunst
De gotische bouwstijl ontstond in het Île de Frankrijk, de machtsbasis van de Capetingen. De eerste gotische kerken hadden een relatie met het Franse koningshuis. Het koningschap werd in de gebouwen gepropagandeerd door verbindingen te leggen met het Oude en het Nieuwe Testament in bijvoorbeeld een koningsgalerij. De Franse gotiek wordt onderverdeeld in de vroege gotiek (ca. 1137-1200), hoge gotiek (ca. 1190- ca. 1250), art rayonnant (ca. 1250-ca. 1400) en late gotiek of art flamboyant (ca. 1400-ca.1500). De belangrijkste gotische kerken bevinden zich ten noorden van de Loire.
De herbouw van de St-Denis tussen 1137 en 1144 wordt beschouwd als het eerste gotische bouwproject (slechts de kooromgang heeft zijn vroeg gotische uiterlijk behouden). Suger was de abt van deze koninklijke abdijkerk, de opdrachtgever van de herbouw en de eerste adviseur van Lodewijk VI. Abt Suger verbond het vorstenhuis met de kerk. Hij creëerde daarmee de basis voor de groei van het rijk in de twaalfde eeuw. Zijn propaganda van het koningshuis is in architectuur en beeldhouwwerk vertaald in de Saint-Denis.
Suger beschouwde het koor als het belangrijkste onderdeel van de kerk. De kapellen die grensden aan de kooromgang waren geen afzonderlijke eenheden meer. Ze liepen in elkaar over en vormden een tweede kooromgang. De bogen, ribben en zuilen waren rank en de ramen waren groter dan voorheen. Dit is bereikt door de buitenwaartse druk op te vangen door steunberen die tussen de kapellen zijn gezet en zich aftekenen in het exterieur.
Kenmerken van de gotiek zijn in het koor van de Saint-Denis voor het eerst gebundeld in een licht en geometrisch ontwerp. Deze kenmerken, waaronder het pelgrimskoor, kruisribgewelven, spitsbogen en steunberen kwamen al voor in de Romaanse bouwkunst. De Saint-Denis onderscheidt zich van Romaanse exemplaren door de verregaande rationalisatie van de constructie en samenhang in het ontwerp. Veel latere gotische kerken benadrukken eveneens het in licht gehuld koor. Nog geen twintig jaar na de wijding van de St.Denis werden in het Île de France drie kathedralen gebouwd in vroeg-gotische stijl, namelijk in Parijs, Noyon en Laon.

Voorgevel Notre Dame; vroege gotiek
De wereldberoemde kathedralen van Chartres (1194-1220), Reims (1212 begonnen) en Amiens (1220 begonnen) zijn de bekendste voorbeelden van de hoge gotiek. De kathedraal van Chartre, uit 1194-1230 is het oudste. Het ontwerp had grote invloed op latere gotische kerken, waaronder de kathedralen van Reims en Amiens. Er is sprake van een ontwikkeling naar hogere gewelven ( Chartres 37 meter, Reims 38 meter en Amiens 43 meter) en naar een vergroting van glasoppervlakte in de hoge gotiek. De snelheid waarmee deze ontwikkeling voltrok is goed te volgen door de kathedraal van Chartres en Reims te vergeleken. In Chartre zijn glazen oppervlakten nog in rozetten in de lichtbeuk aangebracht en in Reims is er gebruik gemaakt van maaswerk. Maaswerk was sneller te vervaardigen en bood de mogelijkheid tot grotere glasoppervlakten. Het steenwerk dat de glaspanelen van elkaar onderscheidt is in Reims dunner geworden.

Voorgevel kathedraal Reims; begonnen in 1211, hoge gotiek
Het is interessant om de voorgevel van de kathedraal van Reims (hoge gotiek) te vergelijken met de voorgevel van de Notre-Dame in Parijs (vroege gotiek). De elementen in de façades komen grotendeels overeen. De uitvoering is anders, waardoor het geheel anders oogt. Verticaliteit en doorzichtigheid, kenmerken van de hoge gotiek, zijn nagestreefd te Reims. Haast alle detailles zijn hoger en smaller geworden dan in de Notre-Dame te Parijs. Een grote hoeveelheid pinakels accentueert deze verticale oriëntatie. De galerij met koningsbeelden is in Reims hoger geplaatst zodat zij samen valt met de arcade van de derde verdieping. Ook hier overheerst de verticale lijn. In de Notre-Dame is echter de horizontale lijn benadrukt. In Reims zijn de portalen in de façade naar voren geplaatst en van wimbergen (puntgevels) voorzien. Boven de portalen bevinden zich ramen in plaats van timpanen met beeldhouwwerk. Het beeldhouwwerk is naar de wimbergen verplaatst. De grote hoeveelheid sculpturen in de westgevel is opmerkelijk. Zij zijn niet meer beperkt tot afgebakende zones.

Saint-Chapelle te Parijs; art rayonnant
De ontwikkeling naar relatief grote oppervlakten aan glas zette zich voort in de art rayonnant. De architectuur is in deze fase wel minder monumentaal. De St. Urbain in Troyes en de Saint-Chapelle te Parijs zijn goede voorbeelden van deze fase. Behalve de onderrand en het gewelf wordt het interieur in deze kerken hoofdzakelijk begrensd door glas. Een verregaande vorm van verfijning, verticaliteit en elegantie komen tot uiting in de architectuur, de ornamenten en de beeldhouwkunst.
De laatste ontwikkelingsfase van de Franse gotische bouwkunst noemt men de flamboyante stijl of late gotiek. De eerstgenoemde naam verwijst naar het vlamvormige maaswerk dat rijkelijk op het gebouw is aangebracht. Afgezien van de grote hoeveelheid aan ornamenten is er geen wezenlijk verschil met art rayonnant.

Saint Maclou te Rouen, begonnen 1434; flamboyante stijl
|